Jonker Jacob van Eyck, geboren in Heusden rond het jaar 1590, was blind vanaf zijn geboorte. Gelukkig waren zijn ouders van adel en konden hem dus een goede opvoeding geven. Verder is er niets over zijn jeugd bekend.
Begaafd musicus
In 1619 was hij betrokken bij werkzaamheden aan het klokkenspel van Heusden. Hij bleek een begaafd musicus. Van Eyck speelde naast een beiaard ook op blokfluit en dwarsfluit. In 1623 reisde hij voor het eerst naar Utrecht om de Domtoren te adviseren over verbetering van het klokkenspel.
Beiaardier
Jacob van Eyck wilde graag beiaardier van de Dom worden, maar eiste wel een salaris van 400 gulden. Als hulpbehoevende blinde had hij meer geld nodig voor zijn dagelijks bestaan dan iemand die wel kan zien, maar het stadsbestuur en het Domkapittel vonden het bedrag te hoog. Uiteindelijk werden ze het eens over een salaris van 350 gulden per jaar. Van Eyck begon direct met de uitbreiding van de beiaard in de Domtoren van twaalf naar achttien klokken.
In 1628 kreeg Van Eyck salarisverhoging, op voorwaarde dat hij twee leerling-beiaardiers zou gaan opleiden. Zijn leerlingen gingen oefenen op een speciaal oefenklavier. Verder werd hij opzichter van alle carillons en klokken in de oude parochiekerken van Utrecht. In 1632 kreeg hij een aanstelling als beiaardier van het carillon van de Janskerk. Van Eyck speelde eigen composities, waarvan er 150 zijn bewaard in de twee delen van ‘Der Fluyten Lust-hof’.
Andere steden
Jacob van Eyck ging ook naar andere steden om te adviseren over de verbetering en vernieuwing van carillons. Zo bezocht hij onder andere ’s-Gravenhage, ’s-Hertogenbosch en Zutphen. In Zutphen ontmoette hij de klokkengieters François en Pieter Hemony. Samen met hen werkte hij aan de ontwikkeling van een nieuw type beiaard. Dankzij de inspanningen van Van Eyck kregen de Jacobikerk en de Nicolaikerk een nieuwe Hemony-beiaard.
Jacob van Eyck overleed in 1657 in Utrecht.
In de Tiende van Tijl werd op 9 mei 2014 aandacht besteed aan de Nederlandse componist Jacob van Eyck.