In aanloop naar de bekendmaking van 'Arcade' sprak Cornald Maas met Duncan Laurence over het ontstaan van het nummer, het Eurovisie Songfestival, zijn jeugd en zijn dromen.
Small town boy in a big Arcade
"Een paar jaar geleden, nog tijdens mijn opleiding aan de Rockacademie in Tilburg, wilde ik na een paar drukke dagen mezelf ontladen en kroop ik in een lokaaltje achter een kleine piano. Het was tijd geworden om mijn eigen verhalen te gaan vertellen. Mijn eigen muziek maken: dat wilde ik! Het was aan het borrelen, maar ik kon er nog niet precies de vinger op leggen. Ik zocht naar verhalen die ontroeren en iets betekenen, uit mijn eigen leven of dat van een ander. Die inspiratie vond ik daar, op dat moment, in het verhaal van een dierbare; iemand die op jonge leeftijd is gestorven. Ze is tot op het laatst verliefd gebleven op de man die haar verlaten had. Haar dood had grote impact op me. Het was mijn eerste grote verlies en dat is het nog steeds – zelfs mijn opa’s en oma’s leven gelukkig nog.
De song die toen ontstond doopte ik 'Arcade' - de woorden en akkoorden kwamen, zo leek het, vanzelf, vanuit het hart: daarom klonk het, ondanks de rare maatsoort in de song, toch zo organisch. De Zweedse componist en producer Joel Sjöö, die ik tijdens een songwriting-sessie had leren kennen, hielp me het refrein te vervolmaken, zodat het verhaal nog intenser werd. Dankzij producer Wouter Hardy, die inspiratie put uit cinematografische muziek, veranderde ik akkoorden. Uiteindelijk werd het, met dank aan dat hele proces, niet alleen mijn verhaal maar ook een gedeeld verhaal, het verhaal van anderen. Dat vind ik heel belangrijk: ik wil met mijn muziek anderen bereiken, ze zelfs helpen en ze iets meegeven. In het geval van Arcade heb ik uit het levensverhaal van mijn dierbare een advies voor mezelf gecreëerd, een levensles: je eigen geluk bepaal je zelf. Dat is natuurlijk lang niet altijd eenvoudig. In het lied zit ook het gevoel dat ik had toen ik van het dorp waar ik woonde naar Tilburg verhuisde: de kleine jongen in de grote stad, verliefd op alles wat om hem heen gebeurde, maar ik voelde me er soms ook eenzaam. En daar had ik dan ook weer zelf voor gekozen – een rare mix van gevoelens, die toch iets positiefs opleverde.
De kleine jongen in de grote stad. Verliefd op alles wat om hem heen gebeurde, maar ik voelde me er soms ook eenzaam.
Ik heb na 'Arcade' veel songs geschreven maar 'Arcade' voelt voor mij als de kern en als het begin van mijn zoektocht: wie ben ik als artiest? Wat wil ik uitstralen? Hoe kan ik met mijn songs iets betekenen voor anderen? Wat wil ik straks nalaten? Ik zie het als een muzikale zoektocht en een zoektocht naar mezelf, en dat raakt aan de vragen van mijn generatie: wat wil ik in het leven? Hoe kijken anderen naar mij? Met wie word ik oud? Het zijn vragen waarop niet makkelijk het antwoord te geven is, zeker niet in deze tijd van social media waarin je online steeds het perfecte plaatje voorgeschoteld krijgt. Dat helpt nauwelijks bij de zoektocht waarmee iedereen te maken krijgt.
Natuurlijk was ik al een poos bezig, maar toch voelt 'Arcade' voor mij als de start van mijn carrière. Ik heb al een lange zoektocht achter de schermen afgelegd, vooral als schrijver van songs, ook voor anderen, maar inmiddels is het tijd om zelf nadrukkelijker op de voorgrond te treden. Dat dat nu met uitgerekend dit lied op zo ongeveer het grootste muziekpodium ter wereld gebeurt, het Eurovisie Songfestival, had ik nooit durven dromen.
Het Eurovisie Songfestival
Het Songfestival heb ik vaak gekeken, thuis, of met vrienden. Tussen de inzendingen zitten altijd wel een paar artiesten die ik de moeite waard vind of die ik zelfs wil volgen. Zo’n Loïc Nottet bijvoorbeeld, die een paar jaar geleden voor België meedeed met 'Rhythm inside': totaal eigenzinnig, en ik was diep onder de indruk van hoe hij, met zijn hoge stem, vocaal zo imponeerde. Ik ben ermee naar mijn docent gegaan op de Rockacademie: hoe doet hij dit? Dit wil ik ook kunnen!
Ik dagdroomde er ook wel over om zelf een keer mee te doen namens Nederland. Maar ik zag het niet gebeuren dat ik zomaar zou worden gevraagd: daarvoor zette Nederland de laatste jaren te zeer in op de grote namen uit de muziekindustrie. Dus toen ik er, dankzij een opmerking in het tv-commentaar, achter kwam dat het talent in het piepkleine San Marino met maar 30.000 inwoners, nog minder dan in Hellevoetsluis waar ik ben opgegroeid- op was en ze een beroep hadden gedaan op een buitenlandse artiest heb ik nog even overwogen om me bij het selectiecomité van San Marino aan te melden. Maar nee, dacht ik al snel – dat zou toch een beetje als landverraad hebben gevoeld. Ik moet eerst toch maar een lange weg naar boven klauteren om een bekende artiest te worden en dan word ik misschien ooit benaderd.
Ik wil met mijn deelname ook wel iets bewijzen: dat het voor een songwriter wel degelijk een goede start voor de uitbouw van een carrière kan zijn.
Een des te grotere eer vind ik het dan ook dat ik Nederland nu al mag vertegenwoordigen, en verheug me op het gevoel van nationale verbinding. Ik wil met mijn deelname ook wel iets bewijzen: dat het voor een songwriter wel degelijk een goede start voor de uitbouw van een carrière kan zijn; Dare to Dream is niet voor niets het thema van dit jaar. Vóór mij deden afgelopen jaren voor Nederland A-artiesten mee met grote naamsbekendheid. Voor mij geldt dat laatste niet maar dat is juist ook mooi: er zijn heel veel jonge muzikale talenten in Nederland, en mijn verhaal bewijst dat je zomaar de kans kunt krijgen om op zo’n groot platform te laten zien wat je waard bent. Die kans is dus voor veel meer mensen weggelegd. Ik hoop dat er straks jonge talenten zijn die denken: als hij dit kan kan ik het ook. Wat dat betreft vind ik het heel mooi dat AVROTROS dit jaar voor een andere aanpak koos en in eerste instantie op zoek was naar een goed lied, en niet meteen, zoals afgelopen jaren, naar een artiest. En dat ik, nadat Ilse DeLange, die ik ken door mijn deelname aan The Voice of Holland, mijn song had voorgesteld aan de selectiecommissie, straks mag afreizen naar Tel Aviv. Ik verheug me inmiddels op alles wat het songfestival met zich mee zal brengen, ook op de naamsbekendheid en de aandacht, maar waar het mij vooral om gaat, en wat voor mij altijd voorop zal blijven staan, is de kracht van muziek.
Jeugd
Muziek heeft me van jongs af aan geïnspireerd. Als kind zong ik mezelf in slaap om rustig te worden. Nog altijd merk ik dat ik voor me uit begin te zingen als ik zenuwachtig word, zoals anderen boksen om hun energie te kanaliseren. Ik kom niet uit een muzikaal gezin: mijn vader heeft een leidinggevende functie bij een raffinaderij van de Rotterdamse Maasvlakte, mijn moeder koos voor het basisonderwijs, al speelde ze, bij mijn oma thuis, net als ik, af en toe op het orgel. Mijn ouders zijn gescheiden toen ik 3 was en allebei kregen ze een nieuwe relatie; later kreeg ik nog twee broertjes. Ze hebben me altijd alle ruimte gegeven om te doen wat ik wilde doen. Ik schreef op mijn achtste al een kinderboek op de computer van mijn opa en oma – mijn oma heeft zelfs nog een uitgever gebeld. Ik schreef gedichten, speelde toneel, speelde piano, en schreef liedjes op de gitaar. En ik wist ook dat ik kon zingen.
Ik heb altijd geweten dat muziek mijn richting was, en ben van meet af aan in de ban geweest van taal. Op het gymnasium kreeg ik Grieks en Latijn en putte ik inspiratie uit de oude mythen. Als ik een zin uit het Latijn had vertaald was het net alsof ik een Netflix-aflevering had gezien: verrast was ik door het resultaat, oprecht onder de indruk van wat er nu weer was gebeurd. Ik begon muziek te schrijven bij de teksten die ik had vertaald. Als ik die nu teruglees denk ik: behoorlijk beladen, cryptisch ook, en ook wel moralistisch – doe maar rustig, Duncan, je bent Homerus niet.
Tegen de pesterijen was ik niet opgewassen, maar in de muziek vond ik mijn heil.
Bepalend is, denk ik, het moment geweest dat ik, terwijl ik altijd dingen van anderen zat na te spelen, op een dag, rond mijn veertiende, een eigen liedje achter de piano zat te zingen, de pianoleraar dat hoorde, en zo aangenaam verrast was dat hij me aanmoedigde daar vooral mee door te gaan, ondanks de regen van excuses waar ik mee kwam aanzetten. Maar ook iets anders is bepalend geweest. Als kind ben ik lange tijd gepest: ik was dik, had sproeten, droeg een beugel, het hele feestpakket, zeg maar. Tegen de pesterijen was ik niet opgewassen, maar in de muziek vond ik mijn heil. Dat voelde als een veilige haven, daar was ik niet onzeker – vooral niet omdat ik uiteindelijk aansluiting vond bij anderen die ook muziek maakten, en met wie ik in de schoolpauze mijn tijd doorbracht.
Rockacademie
Op mijn zestiende deed ik mee aan een talentenjacht in Den Briel die ik won. De prijs was dat ik een demo mocht opnemen in een studio. De mensen daar vonden het tof, wat ik deed, mijn passie voor muziek kreeg opeens een professionelere lading, en ik maakte toen de definitieve keuze om me verder in de muziek te gaan ontwikkelen. Toen ik na het gymnasium een jaar in de havens van Rotterdam werkte omdat ik m’n eigen opleiding wilde betalen, volgde ik inmiddels de vooropleiding van de Rockacademie in Tilburg. Daar kwam ik uiteindelijk full time terecht: authenticiteit staat er hoog in het vaandel, en spreken en werken vanuit het gevoel, en de opleiding is –wat me heel erg aanspreekt- ook nog eens nadrukkelijk op de beroepspraktijk gericht.
Een half jaar geleden ben ik er afgestudeerd. Natuurlijk zijn er afgelopen jaren ook grote momenten van twijfel geweest. Dan had ik opeens geen inspiratie meer, en wilde ik geen muziek meer maken, maar als ik dan weer achter de piano kroop voelde ik: ik kan niets anders dan dit, op zijn minst zal muziek altijd een groot onderdeel van mijn leven zijn. Tijdens mijn opleiding ben ik meerdere malen in het buitenland geweest. In Londen werkte ik in de studio samen met singer-songwriter Will Knox en Peter Gordeno van Depeche Mode. Ik maakte me er het Engels meer eigen, en het leverde een versterking op van wie ik al was. Mijn tijd in de studio’s van Stockholm beviel me nog beter, dat was voor mij een regelrechte uitdaging: ik ontmoette er Benjamin Ingrosso, de Zweedse Songfestivaldeelnemer van vorig jaar, mijn buurvrouw in de opnamestudio was niemand minder dan Zara Larsson. Ik was er diep van onder de indruk dat mensen van mijn leeftijd of nog jonger al op zo’n hoog niveau muziek maken. Wat ik er leerde was dat je een groot publiek kunt aanspreken zonder je eigenheid te verliezen.
De toekomst
De komende jaren hoop ik, wat ik nu al doe, jongeren te kunnen blijven inspireren en ze de weg te wijzen door ze vragen te stellen: wanneer ben je gelukkig? Op het moment dat je tevreden op de bank zit met je gitaartje, zonder commentaar van anderen, of geniet je van de aandacht die je op een podium krijgt?
Ik wil mijn liefde voor cinematografische muziek blijven ontwikkelen – de muziek uit Forrest Gump bijvoorbeeld vind ik prachtig. Verder wil ik mijn eigen songs schrijven, een album maken, en vooral: een publiek aanspreken en mensen inspireren. Niet langer binnen de veilige muren van de Rockacademie en achter de schermen, maar op een podium, waar dan ook, in zalen in Nederland en in Europa, maar een huiskamerconcert is ook welkom - zolang ik maar mijn eigen verhaal kan vertellen. Om te beginnen ga ik dat nu doen op dat grootse podium van het Eurovisie Songfestival. Dit is wie ik ben, en dat wil ik daar via mijn muziek zeggen, in alle oprechtheid en eerlijkheid. En als je aansluiting voelt: be my guest, ga met me mee op reis."