Rome: Het eeuwige leven. Op zoek naar het eeuwige leven reisden we naar de 'Città Eterna' (de eeuwige stad). De hoofdstad van het Romeinse keizerrijk, dat zo'n beetje de halve wereld besloeg.
Rome
Gesticht 753 jaar vóór onze jaartelling en nog altijd bruisend van leven. Dat Romeinse keizerrijk is, via de eerste christelijke keizer Constantijn, sluipenderwijs overgegaan in de rijke roomskatholieke kerk, waarbij de paus de functie van de keizer heeft ingenomen. Daardoor is Rome, dankzij de invloed van het Vaticaan, nog altijd een van de machtigste steden ter wereld. Begrijpelijk, want via de katholieke kerk kun je het Eeuwige Leven deelachtig worden. En ja, wie wil dat nou niet?
Tweeduizend jaar geleden draaide de Romeinse economie op wijn en olijfolie. Die olie werd gebruikt in lampen en voor de dagelijkse maaltijd. Rome had toen al een miljoen inwoners en in de haven arriveerden dagelijks scheepsladingen olijfolie. Die werd vervoerd in grote vazen van aardewerk, amforen. Om hygiënische redenen kon je die maar één keer gebruiken. Duizenden jaren lang werden daarom alle wijn- en oliekruiken na gebruik met een grote zwaai kapot gegooid. Zo ontstond er midden in Rome een heuse berg van scherven: de Monte Testaccio. Ik ging er heen en vond scherven die een eeuwig leven hadden.
Vin Santo
Vin Santo, de heilige wijn, is een exclusieve Toscaanse dessertwijn. Net als de Amarone wordt zij gemaakt van druiven die na de oogst niet worden geperst, maar te drogen gelegd op stromatten. Als na drie maanden de gedroogde druiven worden gevinifieerd, wordt de gisting op gang gebracht met most van de oogst van het jaar daarvoor. De drab met de gistcultuur die achterblijft op de bodem van het vat, geeft zo elk jaar nieuw leven en is dus eigenlijk onsterfelijk. Voor rijke mensen in Toscane is het de gewoonte om hun amandelkoekjes, cantucci, in de Vin Santo te soppen. Maar als je Vin Santo drinkt, mag dat alleen maar met hele kleine muizenslokjes.
Als je Vin Santo drinkt, mag dat alleen maar met hele kleine muizenslokjes.
La Dolce Vita
La Dolce Vita, de wereldberoemde film uit 1960 die nog altijd wordt beoordeeld als Federico Fellini's beste, staat symbool voor de tijdgeest in Rome na het einde van de Tweede Wereldoorlog. Het kon niet op. De bomen groeiden tot in de hemel. Italië vierde feest. En niet zo'n beetje. Velen uit die tijd zijn inmiddels niet meer onder ons. Maar de paparazzo, de fotograaf die dat allemaal van dichtbij vastlegde met zijn zwartwit camera, leeft nog. Ik bezoek hem in zijn appartement aan de Piazza Navona dat volgepakt staat met schatten uit de glorietijd van Italië. Rino is een paparazzo in hart en nieren. Nog altijd wil hij alles wat hij belangrijk vindt, vastleggen voor de eeuwigheid.
De jeugdige Maria
Diep in het Parco Naturale dei Monti Aurunci in Midden-Italië, reed ik over allerlei slecht onderhouden weggetjes steeds hoger de bergen in. Daar, in the middle of nowhere, bevindt zich een bijzonder dorpje. Er zijn geen winkels, iedereen kweekt zijn eigen groenten, en vlees of vis wordt er nauwelijks gegeten. ‘Relax,’ is het devies. ‘Maak je niet druk en geniet van het leven.’ Dat lijkt een goede raad, want de bewoners worden er onwaarschijnlijk oud.
Ik ga op bezoek bij een van de jeugdigste bewoners, Maria, een jonge blom van 86. Zij laat zien hoe je Pasta di Fave maakt. Op de foto zie je Maria denken: 'Wat moet ik met die rare snorremans in mijn keuken?' Maria slaat zich moedig door de opnames heen. Als we later samen haar zelfgemaakte pasta eten, haal ik een flesje kostbare Vin Santo uit m'n rugzak. 'Wilt u een glaasje wijn?' Nou, dat wil Maria wel. In één slok glijdt het waterglas vol Vin Santo van 30 euro naar binnen. Haar pretoogjes glimmen nog meer dan tevoren. Ze veegt haar mond af en lacht: 'Lekker wijntje!'