Elke week verschijnt op avrotros.nl/musical een column van iemand uit de musicalwereld. Deze week schrijft Rosa da Silva, die Lotte speelt in De Tweeling en te zien is in de AVROTROS docuserie Bloed, zweet en spotlights, de column.

“Jullie worden gevolgd door de makers van het tv-programma Bloed, Zweet en Spotlights (BZS)”, stond als mededeling in mijn mail. In het begin twijfelde ik. Wat gaan ze filmen? Ben ik wel boeiend genoeg? Ik heb alle voorgaande series gevolgd. Ik dacht meteen aan de waanzinnige ballerina Igone de Jongh, waar ik met veel bewondering naar heb gekeken. Haar enorme discipline is met niets te vergelijken. De keiharde manier waarop dansers repeteren - vaak door de bittere pijn heen - heeft me lang bezig gehouden. ‘Stel dat ze mij een keer zouden volgen?’, dacht ik lacherig. Ik zou compleet voor schut staan, want als je mijn manier van repeteren vergelijkt met dat van de eerste soliste van het Nationale Ballet, ben ik een luie, bierdrinkende dikzak die moeilijk doet. Mensen zullen me zien lullen in een repetitieruimte over wat ik zo ingewikkeld vind en de eerste keer de vloer op zal ik zo lang mogelijk uitstellen. En ik ga huilen na de eerste doorloop. Zeker weten.

Een paar dingen klopten wel aan mijn voorspelling. Ik dronk inderdaad biertjes, ik vond het vaak ingewikkeld en ik heb gehuild na de eerste doorloop. Balen? Nee, eigenlijk niet. Want ik kon wel laten zien wie ik ben. Stel dat ik mezelf had voorgenomen om beter over te komen op televisie. Wegzappende mensen gegarandeerd, want dat vindt niemand leuk om naar te kijken. Het zou een goedkope commercial van De Tweeling worden, waarin ik mezelf voordoe als supervrouw die alles wel superspannend vindt, maar ook superbenieuwd is naar de reacties na de superpremière. Supersaai dus. Wat wel boeiend is, is om te zien wat er in iemand leeft, waar we écht mee bezig zijn. Naast dat er in mijn privéleven veel was gebeurd, vond ik het ook een zwaar proces. Een nieuwe voorstelling waarin alle elementen moeten samenkomen kost veel tijd en inspanning. Er kwamen bij de doorlopen altijd veel mensen kijken. Dat vond ik moeilijk. Daarnaast wilde ik dat iedereen mij in een vroeg stadium al heel goed vond. Daar heb ik veel energie aan verspild, want dat is een onmogelijke opdracht. Van mijn intuïtie en zelfvertrouwen bleef weinig over en dan sta je dus mooi in je blote reet in een repetitieruimte je best te doen voor iedereen van de productie. En van dat gevoel raakte ik weer gefrustreerd en kwaad op mezelf. Dát is pas balen. En je raadt het al…op precies die momenten was het team van BZS aanwezig. Terwijl je ijdele ik dan een supervrouw wil zijn. Problemos. Het enige wat ik kon doen op zo’n moment is loslaten en bezig zijn met wat er écht toe doet. Namelijk: een voorstelling maken. Gelukkig werd ik daar steeds iets beter in. Het was zo verhelderend en interessant om af en toe via de ogen van de makers van BZS naar de voorstelling te kijken. Wat doen we eigenlijk? Hoe komt het verhaal over? Hoe gaat het grote publiek straks reageren? Want uiteindelijk speel je niet alleen voor mensen uit het vak, maar voor iedereen die komt kijken. En dat vergeet ik wel eens tijdens het repeteren.

Dat besef werd steeds groter na de première en tijdens het toeren door Nederland. Deze week spelen we alweer onze 200ste voorstelling! Toen ik afgelopen weekend in Zwolle na de voorstelling de foyer inliep, pakte oom Henk mij stevig vast en zei in prachtig Drents tegen me:

“Tis toch niet te geleuv’m. Veur aol die mens’nn. Daj dat durft! SUPER!”

Mooi. Is het me toch nog een beetje gelukt om super te zijn!

Deel dit artikel