Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog vluchten veel Vlaamse kunstenaars, waaronder Gustave de Smet (1877-1943) en Frits van den Berghe (1883-1939), vanuit thuisland België naar Nederland. Hier raken de schilders in de ban van het Nederlandse expressionisme dat op dat moment in volle gang is. Ze laten hun tot dan toe impressionistische stijl voor wat het is en ontwikkelen een eigen expressionisme met veel aardse tinten, later de 'Vlaamse bruinen' genoemd. 

In Nu te zien! reizen museumdirecteuren het hele land door om kijkers wekelijks te wijzen op een niet te missen tijdelijke tentoonstelling die op dat moment ergens te zien is. Daarnaast tipt de webredactie ook elke week een tentoonstelling. Deze week is dat de tentoonstelling 'Vlaamse expressionisten' in Museum Kranenburgh in het prachtige Bergen dat zelf een rijke geschiedenis heeft als kunstenaarsdorp. 

Van observeren naar voelen

Het expressionisme kwam pas laat op gang in België, dus toen de impressionisten Gustave de Smet en Frits van den Berghe noodgedwongen door de Eerste Wereldoorlog hun kunstenaarsdorp Sint-Martens-Latem verlieten en naar Nederland uitweken, werden zij totaal overdonderd door deze nieuwe, vrije stroming. Niet langer wordt er geschilderd naar waarneming, maar naar gevoel. De werkelijkheid wordt aan de kant geduwd door fantasie en zeggingskracht. Opeens is alles mogelijk. Geïnspireerd door onder andere Leo Gestel en Jan Sluijters, werken de Vlamingen hun gewoontes weg. "Ik arbeidde door met de wens mij stap voor stap te ontdoen van alle clichés en van alle goedkope kunstgrepen. Voortaan wil ik mij inspannen het innerlijke leven te vertolken, met de grootst mogelijke eenvoud, expressief door de vorm en door de kleur”, schrijft Gustave de Smet. De tentoonstelling in Museum Kranenburgh start met een aantal van de impressionistische werken, waardoor de radicale omslag naar het 'wilde' expressionisme in de opvolgende zalen extra wordt benadrukt. 

blockquote
Ik schilder niet zoals ik zie; maar zoals ik meen gezien te hebben.
Constant Permeke

Constant Permeke

Ook schilder Constant Permeke (1886-1952) woonde en werkte in Sint-Martens-Latem, waar hij bevriend raakte met De Smet en Van den Berghe. Permeke ging echter niet mee met zijn vrienden naar Nederland toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak, maar ruilde zijn palet voor een geweer. Bij de verdediging van Antwerpen raakte hij zwaargewond en werd overgebracht naar een hospitaal in Groot-Brittanië. Tijdens zijn herstel raakte hij in contact met Vlaamse kunstenaars die om verschillende redenen ook de Noordzee waren overgestoken (o.a. Edgard Tytgat, Gustave van de Woestijne en Hyppolyte Daeye). In 1919 verhuisde Permeke met zijn gezin terug naar Vlaanderen, waar hij zich vestigde in Oostende. Hier raakte hij in de ban van het harde visserleven en maakte voornamelijk sombere, donkere schilderijen van vissers en hun vrouwen, waar hij later de meeste bekendheid mee vergaarde. 

vlaamse_expressionisten_brood.jpg
Constant Permeke - Het zwarte brood (1923)
vlaamse_expressionisten_brood.jpg

Alledaagsheid

Alle drie de schilders hebben een voorliefde voor alledaagse onderwerpen. Ze schilderen gewone mensen op gewone plekken: boeren, vissers, matrozen, kaartende kroeggangers en feestgangers. Maar ze ontwikkelen ook ieder een eigen signatuur. Zo wordt De Smet 'de bouwer' van het Vlaams Expressionisme genoemd. Hij is vooral bezig met de compositie van mensen en vlakken. Hij zoekt naar orde en benadert zijn schilderijen als een architect. De figuren in De herberg (1925) zijn opgebouwd als een piramide, maar toch is deze symmetrie niet dominant, omdat De Smet één figuur (de darter) buiten de driehoek heeft geplaatst. Zo speelt hij met evenwicht. 

vlaamse_expressionisten_herberg.jpg
Gustave de Smet - De herberg (1925)
vlaamse_expressionisten_herberg.jpg

Kunstenaarsscene 

Zowel in Nederland als in Vlaanderen onstonden er tijdens de 'roaring twenties' hechte kunstenaarsscenes, zoals we die kennen uit Parijs (Fitzgerald, Dali, Steinbeck, Miller en Hemmingway deelden allen dezelfde kroegen). Niet alleen schilders trokken met elkaar op, maar ook dichters, kunstcritici en schrijvers vinden elkaar in het expressionisme. Dit gebeurde onder andere rondom het tijdschrift Selection, dat opgericht werd door Andre de Ridder, een vriend van De Smet en Van den Berghe. In dit soort scenes was kruisbestuiving natuurlijk onvermijdelijk. Dikwijls waren de kunstenaars niet alleen elkaars inspiratie, maar ook elkaars onderwerp. Zo maakte dichter Paul van Ostaaijen een het gedicht Marc groet 's morgens de dingen over de autistische zoon van schilder Floris Jespers (1889-1965). Zelf maakte Jespers een krachtig portret van zijn zoon, dat ook in Museum Kranenburgh te bezichtigen is. Overigens had Bergen zelf ook zo'n kunstenaarskolonie. In de jaren '20 ontstond hier de Bergense School, die zich vooral door het expressionisme en kubisme liet beïnvloeden. Dit maakt Kranenburgh tot de perfecte locatie voor deze tentoonstelling. 

De tentoonstelling 'Vlaamse Expressionisten' is nog tot en met 10 juni te bezichtigen in Museum Kranenburgh in Bergen. 

Deel dit artikel