De sperwer (Accipiter nisus) is een razendsnelle roofvogel uit de familie van de havikachtigen (Accipitridae) die je vooral 's winters regelmatig in de Nederlandse tuinen kunt aantreffen.
Taakverdeling tussen de seksen
Het nest van de sperwer bevindt zich vooral in jonge sparren. Alleen het sperwervrouwtje, dat 220 tot 300 gram weegt, kan haar eieren bebroeden. Het sperwermannetje kan dat niet, want hij weeg maar 110 tot 130 gram en is met zijn kleine lichaam niet in staat de eieren te bedekken. Zo is er dus tijdens de voortplantingstijd een volledige taakverdeling tussen beide seksen.
De jacht op eieren
Het vrouwtje legt 3 tot 6 eieren en broedt 36 dagen. Als je bedenkt dat de oehoe, havik, slechtvalk, buizerd en de bosuil allemaal jacht maken op sperwer eieren, dan wordt het grote aantal gelegde eieren, dus de voortplantingsmogelijkheid, begrijpelijk. Bovendien maakt ook de boommarter in niet geringe mate jacht op de sperwer. Een graag gezien heerschap dus, deze sperwer.
Het lichaam van de sperwer is klein, maar zijn hart is groot
Het verrassingselement
Als jager werkt de sperwer met een verrassingselement; hij besluipt zijn prooi en slaat dan toe. Met zijn korte, brede vleugels en zijn lange poten is de sperwer perfect uitgerust om vogels in bossen en tuinen te vangen. De prooien van het mannetje variëren van het winterkoninkje tot de lijster en die van het vrouwtje van de lijster tot de duif.
Bliksemsnel optreden
In Perzië en Noord-Turkije is de sperwer een geliefde jachtvogel voor de jacht op kwartels. Daarbij wordt de sperwer als een steen in de hand gehouden en omhoog geworpen. Door zijn bliksemsnelle optreden heeft hij daarbij alle kans de prooi in te halen en te grijpen. 'Het lichaam van de sperwer is klein, maar zijn hart is groot', zegt een oud Perzisch spreekwoord.