De wespendief (Pernis apivorus) is dol op wespen en bijen maar lust daarnaast ook wel regenwormen, larven, spinnen, kikkers, hagedissen, adders en jonge vogels. Een echte van-alles-en-nog-wat eter dus!
Hoe groter de voorkeur is die insecten-rovers voor wespen, hommels en andere stekende insecten hebben, hoe meer het lijf van de rover bescherming nodig heeft. Zo heeft de wespendief een dik verenpakket, schubben op zijn poten en wimperharen die hem beschermen tijdens het uitgraven van wespennesten.
Zwermen van opgewonden wespen
In het gebruik van zijn klauwen wijkt de wespendief af van andere vogels. Hij gebruikt ze voornamelijk om wespennesten uit de grond te graven. Daarbij werken de vogels vaak zo diep in de grond, dat zij een naderend mens niet opmerken. Als de wespendief aan het graven is wordt hij vaak omzwermd door opgewonden wespen die een luid zoemend geluid maken. Je kan een gravende wespendief zelfs zo dicht benaderen, dat je hem zou kunnen grijpen - als de stekende wespen er tenminste niet waren! In de krop en maag van dode wespendieven zijn vaak wespen en bijen, waarbij de angel ontbreekt aangetroffen. Het is daarom aannemelijk dat de vogel behendig het acherlijf van zijn prooi afbijt.
Waar het bos aan een weiland grenst
Hoewel de wespendief helemaal op kleine prooidieren is ingesteld en daarbij duidelijk de voorkeur geeft aan stekende insecten, heeft hij een vrij groot territorium, dat soms een doorsnede heeft van 3,5 kilometer. In zijn woongebied moeten zowel loof- als naaldwouden en open plekken elkaar afwisselen. Waar het bos aan een weiland grenst zijn veel wespen, waardoor de wespendief de voorkeur voor een dergelijke woonomgeving heeft.